§8 De Vis en de Boot - Reisverslag uit Guatemala-stad, Guatemala van Ruben Peijnakker - WaarBenJij.nu §8 De Vis en de Boot - Reisverslag uit Guatemala-stad, Guatemala van Ruben Peijnakker - WaarBenJij.nu

§8 De Vis en de Boot

Door: Ruben van den Peijnakker

Blijf op de hoogte en volg Ruben

07 Maart 2012 | Guatemala, Guatemala-stad

Hoi ik ben Ruben,

De doffe klappen getuigden van de gewelddadige samenwerking tussen het oude staal en de genadeloze zee. Voor nu won het staal, maar niets blijkt zeker in dit leven. De blauwe verf blakerde van het dek, de geleende zonnebril gleed van mijn neus, alles stonk naar alles: zonnebrand, zout, zee en vis, die ranzige vis. Hein scheen zich prima te vermaken. Hij deed me denken aan Hemmingways visser, maar dan dikker, rijker en minder geloofwaardig. Wat was er zo leuk aan de zee? Ik ving een druppel zweet met mijn tong.
“Ah dit is het leven!” gaapte Hein en zette de fles rum aan zijn lippen. Hij strekte zijn armen in de lucht en vouwde zijn vingers met zichtbare moeite achter zijn hoofd in elkaar. Zijn dikke enkels rustten op de reling, een slipper hing gevaarlijk aan zijn grote teen, hij was duidelijk verbrand.
We zouden gaan vissen, dat was het idee - van Hein dan, hoewel hij zich meer toe leek te leggen op het legen van de fles. Vissen was een sport voor mannen, ontspannen mannen en daarom geschikt voor mij, want, had Hein gezegd, ik had het nodig. Wat ik dan precies nodig had, was me volstrekt onduidelijk, maar ik had in ieder geval iets nodig; enige houvast, een rode draad: vissen. Hein nam een slok.
“Dit is toch mooi, of niet dan?” Een retorische vraag. Natuurlijk was het mooi; het smaragdgroene water, de bont geverfde huizen op de kade, die zich steeds verder van ons leken te verwijderden, het mengsel van de diesel, zout, vis en rum. Ik genoot, tenminste, ik dacht dat ik genoot. Ik was blij voor Hein. Die oude lobbes kirde van plezier. De fles was voor de helft leeg.
“Weet je wat ik maar niets vind…” Hein vond vrij veel zaken maar niets. Zo vond hij de draaikonterij in de politiek maar niets, vrouwen van middelbare leeftijd met getoupeerd haar en overdreven make-up vond hij maar niets, vrouwen die een sterke lichaamsgeur hadden, penetrant of niet, vond hij ook al niets. Zelfs handen wassen vond hij maar niets – een belachelijke gewoonte was het, echt iets voor van die geitenneukers. Die waren ook maar niets.
“… dat ik hier alleen aan het drinken ben.” Hij gooide me de halflege fles toe en strompelde naar zijn illustere visserskoffer – “de toverdoos” – om voor zichzelf een nieuwe te pakken.
“Proost!”

De roes die de rum bij me teweeg bracht, voerde me terug naar de diepste krochten van mijn verleden en persoon, zoals alleen drank kan doen. Was het de geur of de kortsluitingen die de alcohol in mijn hersenen veroorzaakte of was het een rite waar elke man van vijfentwintig doorheen moest? Wadend door het verleden, het waren slechts flarden.
Het was een eindexamenfeest. Dertig door hormonen geopereerde homunculi wisselden heftige nonsensdiscussies af met puisterige blikken naar de ongerepte vrouwelijke natuur – dat geloofden hun ouders tenminste. Het was een zitfeest. De meisjes tuurden naar de jongens, de jongens dronken bier en wodka en vreselijke mixdrankjes van de Aldi, de meisjes trouwens ook. Robbie greep een fles die hij op zijn hoofd kapot probeerde te slaan, zonder succes, hij stond op de tafel, springend, schreeuwend, perste zijn lippen op die van een toevallige voorbijganger –man of vrouw -, ook dat alles zonder succes. Goeie ouwe Robbie. “Niet die, nee niet die van mijn moeder!” Weer een vaas kapot, nu werd het leuk, dit was gezelligheid en ook de gastvrouw wist het: gezelligheid kent geen tijd, noch grenzen. Nog meer drank, nog meer kapot, samen braken, boven de wc, “wacht ik houd je haren wel vast.” Was haar vader nou dood? Goede vent, de goedzakken gaan altijd eerst, was het kanker? Vast wel, iedereen sterft aan kanker –vroeg of laat. Stoelen door het raam, “wij gaan buiten zitten!”, de chaos, de sfeer, een orgie van drank en onbezonnenheid, omarm de naïviteit, omarm de jeugd, mensen vergeten dit wel eens, ik wil dit niet vergeten, ik wil niet vergeten! Het is vergeten…
… met Rachel op de wc, haar arm op de mijne, net gekotst, de zure lucht in de te kleine ruimte, ze bloost, ze had dit nooit eerder gedaan, een eerste voorzichtige kus, mijn hand op haar borst, een tepel verstijft. De mep op mijn wang, het pepermuntje in haar mond, nog een kus, nu van haar kant, de tong erbij, zo kreeg ik het pepermuntje. Haar shirt uit, Nirvana op de achtergrond, mijn shirt uit, haar borsten tegen de mijne, haar tong over de mijne, een worsteling, een feest was het leven, ons feest. “Ik heb een vriendje,” geen gezeur, verder gezoend, mijn hand in haar broek, dat was de grens, prima, geen probleem, op naar de tepel, als een gummibeer in mijn mond, ik bespeelde het, controleerde haar, ik was de baas, ik heers…
…rollend over het tapijt, het gejoel van mijn vrienden, de handen voor de ovale monden van de meisjes, “iek!”, “tieten!”, “In d’r kont!”, kijk mij gaan, zie mij rollen, ‘A denial!,’ niet voor mij. De drank in mijn kop, het zweet op mijn voorhoofd, het vieren van vrijheid, wij vieren de vrijheid, Wij! Snuif het zout, de citroensap in mijn oog, de shot, snuif het zout, pers het eruit, de shot, het zout, het brandende gevoel, het zout, het zilt in mijn neus en achter mijn amandelen, alles was zout…
Luid proestend ontwaakte ik. Ik braakte zeewater. Ik lag op mijn rug, alle ogen waren op mij gericht.
“Ik dacht dat we je kwijt waren,” hoorde ik Hein zeggen, het felle zonlicht deed nog te zeer aan mijn ogen om hem goed te kunnen zien. Langzaam werden zijn robuuste contouren duidelijk.
“Als ik niet beter wist, zou ik zeggen dat je suïcidaal bent, enzo. Je ging zo – hij maakte een duikbeweging met zijn hand – over de reling. ” Nu kon ik hem goed zien, diezelfde bezorgde blik, hij meende het echt. Ik braakte weer, deze keer was het geen zeewater.
“Getver Ruub, smeerlap, er zijn dames bij,” hij glimlachte, hartelijk, en trok me omhoog. Het viel niet mee om rechtop te staan, Hein moest me ondersteunen. De mensen klapten. Een applaus, maar voor wat? Dat ik niet verdronken ben? Dat ik geen vreedzame, pijnloze dood gestorven ben? Een applaus voor het leven? Laat me niet lachen.

Hein bracht me opnieuw naar mijn hotelkamer, hij leek nog steeds bezorgd. De deur ging open, het kamermeisje en Loes zaten samen op het bed een tv-programma te kijken in een taal die ik niet verstond, Loes vast ook niet. Het was een aangenaam gezicht om de twee dames samen te zien, het gaf me een vaag gevoel van thuiskomen.
“Wat is er gebeurd?” Loes omhelsde me en kuste me op de wang, het kamermeisje deed vervolgens hetzelfde – ze kon natuurlijk niet achterblijven, het was een bittere strijd.
“Ik laat jullie wel even alleen,” zei Hein beteuterd en werkte zijn zware lijf de kamer uit. Hij leek een eenzame man, toch voelde ik geen medelijden, ik had immers mijn vrouwen om voor te zorgen.
“Tot morgen Ruub.”
Tot morgen Hein.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Guatemala, Guatemala-stad

Weg

Weg van het leven, weg van dit alles.

Recente Reisverslagen:

08 Mei 2012

§15 Knarsetanden: part deux

23 April 2012

§14 Knarsetanden: deel I

16 April 2012

§13 Draaiorgel

02 April 2012

§12 Gruis

26 Maart 2012

§11 Zandstralen
Ruben

Hoi ik ben Ruben,

Actief sinds 06 Feb. 2012
Verslag gelezen: 1312
Totaal aantal bezoekers 19849

Voorgaande reizen:

01 Februari 2012 - 30 November -0001

Weg

Landen bezocht: