§11 Zandstralen - Reisverslag uit Nouméa, Nieuw Caledonië van Ruben Peijnakker - WaarBenJij.nu §11 Zandstralen - Reisverslag uit Nouméa, Nieuw Caledonië van Ruben Peijnakker - WaarBenJij.nu

§11 Zandstralen

Door: Ruben van den Peijnakker

Blijf op de hoogte en volg Ruben

26 Maart 2012 | Nieuw Caledonië, Nouméa

Hoi ik ben Ruben,

Het was geen onprettig gezicht om de twee naast elkaar te zien slapen. Als kroelende puppy’s lagen ze tegen elkaar, de armen gehaakt, het ene hoofd tegen de borst van de andere, een simultane ademhaling. De blanke rondingen van een jonge vrouw contrasteerden de donkere lijnen van een volwassen kind. Ze hadden stiekem gesnurkt. Ze hadden wel meer stiekem gedaan. Wij waren stiekemerds, perverselingen van het geheim.
Ik had geen oog dicht gedaan. Wie wil er nou slapen na zo’n nacht? Ik niet. Ik wilde de schuwheid van het moment vangen, de vluchtigheid van het heden. Als ik over een joker van de eeuwigheid had mogen beschikken, had ik hem hier voor ingezet. De bedompte geur, het zweet op mijn rug en mijn borst, de flesjes uit de minibar. Mijn tong was als leer van de drank en het beffen, er zat geen enkele beweging meer in. Deze nacht had ik alles gegeven. Alles dat ik kon geven. En nu wilde ik hem houden, om nooit meer los te laten.
Een voorzichtige zonnestraal zocht zijn weg door de kamer. Ik had hem al die tijd gevolgd, hoe hij van de vensterbank tot mijn tenen wist te komen. Hoe laat was het inmiddels? De gedachte aan de zanger met de vierkante bril verbande ik uit mijn hoofd. Dat lied, dat vreselijke nummer, bezong een dergelijke nacht, hoewel ik altijd al had getwijfeld aan het waarheidsgehalte van die tekst. Ik bedoel, hij had een bril, een buikje en werd alom geprezen om zijn wereldse gebrek aan intonatie. In geen enkel opzicht player-material. Niet dat ik mezelf tot die categorie rekende. Ik had geluk gehad, was op het juiste moment op de juiste plaats en had jarenlang geboet voor dit moment. Misschien was er toch zoiets als karma? Als ik dat eerder had geweten, had ik waarschijnlijk nog meer ongeluk opgespaard, als stickers op een spaarkaart van de Albert Heijn. Maar dat is het leven, je weet niet tevoren wat komen gaat. Wat een verderfelijk principe!
Ik stapte uit bed, ik moest pissen. Zo levendig als ik me een moment geleden had gevoeld, zo beknellend voelde deze verticale positie. Ik leek een bejaarde; uitgeleefd, gepijnigd door de jaren vol van reuma, jicht en de kleinkinderen. Maar de roep van de natuur bleek sterker dan mijn zelfmedelijden. Het porselein lonkte; een onweerstaanbare uitnodiging.
Nadat de onmogelijke omvang van de toiletpot een te grote uitdaging bleek en de douche zich geheel vrijwillig als oplossing aanbood, schuifelde ik terug de kamer in. Het overviel me; hoe ze daar lagen, hoe ze zich bewogen, hoe ze roken, al dat ontroerde me, tot in het diepste van mijn persoon. Ik moest me vermannen, ik was geen mietje dat ging huilen na de seks.
“Verder alles goed?” Loes was wakker en trok ongemakkelijk aan de deken om de naakte lichamen van haar en kamermeisje af te dekken. Was het schaamte dat ik zag? Haar rooddoorlopen ogen verraadden dat ze pas net wakker was, toch keken ze dwars door me heen.
“Ja, het gaat,” probeerde ik liefkozend te antwoorden, maar aan haar blik zag ik dat ik gefaald had. Was het te hard? Te snel? Misschien te kortaf? Dat laatste hoorde ik namelijk vaker.
“Met mij ook.” Het leek een verplichting. Had ik het ook aan haar moeten vragen? Hoe het met haar ging, of ze lekker had geslapen, of de seks goed was geweest, of ze zich nu meer vrouw voelde dan dat ze eerst deed. Ze kuste het kamermeisje op het voorhoofd. Ik was me meer dan tevoren bewust van waar ik me bevond. Waar mijn lichaam ophield en de lucht begon. Waar zij was en dat zij anders was. Die andere, die zich als een leeuwin over onze welp boog. Het was duidelijk; ze was nu van haar. Het kamermeisje was van haar en niemand kwam er nog aan te pas. Ik wilde beide, kreeg ze allebei en had ze verloren. Ik was van niemand.
“Ik ga even weg, ik ben snel terug.” Ik wilde niet weg, ik wilde de vluchtigheid van het heden niet erkennen, het nu niet omhelzen. Het had mij genaaid, de vergankelijkheid had mij genaaid. En hoe! Ik had van hun diensten gebruik gemaakt, sommigen zouden het zelfs misbruik willen noemen, en het was daarom niet meer dan eerlijk dat ze nu van mij gebruik maakten. Toch? Maar ze hadden me niet meer nodig, ze eisten mijn afwezigheid en dat moest ik respecteren, want zo werkte de ruilhandel, zo werkte de markt.
Ik raapte mijn kleren bij elkaar en sloop voorzichtig de kamer uit. Loes aaide met haar sierlijke vingers demonstratief over het donkere kroeshaar van het kamermeisje. Ze had gespeeld, ze had offers gemaakt en eiste nu haar prijs op. Het was haar goed recht, toch voelde het bitter. Het smaakte verdomd bitter.

Eenmaal buiten streek ik mijn haren naar achteren en schonk een goedkeurende blik aan het nog maagdelijke zonlicht. In mijn rechterbroekzak vond ik de sigaret die ik ooit van het kamermeisje had afgepakt, liet hem door mijn vingers glijden en zette hem tussen mijn lippen. Als James Dean wilde ik zijn, een apathische cowboy van allure, maar ik was gebroken, een wrak, het schroot van de jeugd. Jaren geleden rookte ik mijn laatste, op deze ochtend zou ik weer beginnen, het maakte toch niet meer uit. Dit was het begin van het einde - “It’s all downhill from here.”
De blauwe rook vulde mijn longen. Ik kon het hoesten net onderdrukken, het was wennen. De nicotine deed mijn gehele lichaam rillen, alsof het al die jaren verlangd had naar deze zondeval, een encore, dat opvallend veel weg had van asbak. Genieten, werkelijk genieten. De tabaksdamp ontsnapte door mijn neusgaten naar buiten, de wijde wereld in, zoals ook ik zou moeten doen.

Bij een zoektocht naar een tweede sigaret – die nooit gevonden werd – ontdekte ik bij toeval een vergeten kaartje, verfrommeld en wel, waar het nummer van Mike op geschreven stond. Het was amper schrift te noemen. De blauwe inkt stond kriskras over het kaartje dat vriendelijk naar een benzinepomp verwees, een onleesbare krabbel waarvan alleen het nummer te ontcijferen was. De telefoon ging drie keer over.
“Yes?”
“Mike, ik heb een ritje nodig.”
“Sir?”
“Mike, kom me halen, alsjeblieft. Ik smeek het je.”
“Sir, sorry…?”
“Godverdomme Mike, taxi, TAXI! Dode broer of niet, je komt me halen. Je had het beloofd. Je beloofde dat je er was om mij te helpen, te vervoeren, te rijden naar de hel en weer terug. Nou, ik wil graag terug. Niets liever dan dat. Breng me terug! Hoor je me?”
Ik hing op. Ik moest weg hier, al was het alleen voor vandaag.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Nieuw Caledonië, Nouméa

Weg

Weg van het leven, weg van dit alles.

Recente Reisverslagen:

08 Mei 2012

§15 Knarsetanden: part deux

23 April 2012

§14 Knarsetanden: deel I

16 April 2012

§13 Draaiorgel

02 April 2012

§12 Gruis

26 Maart 2012

§11 Zandstralen
Ruben

Hoi ik ben Ruben,

Actief sinds 06 Feb. 2012
Verslag gelezen: 452
Totaal aantal bezoekers 19837

Voorgaande reizen:

01 Februari 2012 - 30 November -0001

Weg

Landen bezocht: