§12 Gruis - Reisverslag uit Amsterdam, Nederland van Ruben Peijnakker - WaarBenJij.nu §12 Gruis - Reisverslag uit Amsterdam, Nederland van Ruben Peijnakker - WaarBenJij.nu

§12 Gruis

Door: Ruben van den Peijnakker

Blijf op de hoogte en volg Ruben

02 April 2012 | Nederland, Amsterdam

Hoi ik ben Ruben,

Ik liet mijn hoofd rusten tegen de vezelige stam van een palmboom. Mike was nooit op komen dagen waardoor ik genoodzaakt was om een andere taxi te regelen. Ook hij had me verlaten. De nieuwe chauffeur zei niet zoveel. Hij was niet joviaal, lachte nooit en ik was bovenal niet zijn vriend, zo liet hij merken. Een plichtsgetrouwe man, die zijn leven eerde door zijn maker te eren, zijn baas, zijn vrouw, de staat. Hij was een man, maar bovenal burger. Een burger die zijn wagen dagelijks onderhield, de bekleding liet stomen en zijn papieren trots op zijn dashboard had uitgestald, naast de foto’s van zijn familie. Geordend, totalitair. Geen gebruikte condooms, geen dubieuze vlekken, al dit uit angst voor het ongewisse. De man, de arme man, hield zich aan de regelmaat vast tot zijn vuisten wit werden van het grijpen, terwijl diezelfde regelmaat haar houdgreep elke dag opnieuw aanzette, hem kelend, zodat hij net genoeg lucht kreeg om te blijven leven: slechts leven. Dit proces werd keer op keer herhaald, totdat zelfs het laatste beetje authenticiteit verloren ging. Maar zijn broer leefde nog.
De chauffeur stond ontspannen tegen zijn stalen trots te roken. Hij had beloofd te wachten. Ik richtte mijn blik opnieuw op de horizon. De palmboom zou als anker dienen, mocht ik ooit verzwolgen worden door dit vergezicht. Water zover het oog kon zien, tot de ongrijpbare lijn in verte, waarvan ze ooit dachten dat het de absolute grens van alles zou zijn. Het gaf me rust, de storm in mijn kop was al gaan liggen.

In de verte doemde een log gevaarte op. Als een schip walste zij door het mulle zand. De boeg rees en zonk op de tellen van de passen, de boezem trots vooruit. Een vastberaden koers dreef haar vooruit, ongewijzigd, met slechts een veilige haven voor ogen. Alleen haar neus wees naar de onbekende bestemming, over welke lijn ze nu en dan slagzij dreigde te maken door de zware vracht die ze vervoerde. Aan het roer stonden drie trotse boekaniers. Ze schreeuwden om de lijnen te vieren, de bevelen vlogen in het rond. De dapperste klom voorzichtig op de boeg om een beter zicht te krijgen van de wijde wereld die voor hen lag; het bruine zand dat zich voor hen opende. De trots voor hun vaartuig was van hun gezichten af te lezen. Ook al werd zij gegeseld, bekogeld en vervloekt, de gelaten piraten wisten dat zij niets waren zonder haar. Ze waren nergens zonder haar. Alleen al om die reden verdiende zij hun respect.
Een dikke ketting omringde haar brede heupen, het vlees rolde er als de wilde branding overheen, hetgeen ze al jaren geen controle meer op had gehad. Stevige bergschoenen omsnoerden de dikke enkels en kuiten en waren bruin net als haar beige safaribroek. De donkere verticale streep liet zien dat haar bilnaad als afvoer diende voor haar inspanningsvocht - geen idee waar het uiteindelijk in uitmondde. Een katoenen lap, vol van scheuren, had in een andere tijd het figuur van een jurkje gehad, met een bloemetjesprint die een huisvrouw in de late jaren vijftig niet misstaan had. Ze stopte even om op adem te komen. Haar rode wangen bewogen snel op en neer – ‘puffen, je moet puffen!’ zoals haar fitnessleraar het ook ooit geprobeerd moest hebben; zonder succes. Ze leek even trots met haar beide handen in de zij, maar de kleine verschrikkingen gunden haar deze rust niet: ze moest werken en werken zou ze!
Er sprong er een op de nek, wat haar deed wankelen, terwijl een ander aan de bloeiende lap trok. Het duurde niet lang voordat deze scheurde, waardoor haar grote, bleke borsten aan de wereld werden tentoongesteld. Ze slaakte een kreet. De boekaniers reageerden hierop door te grommen, te applaudisseren en op haar grote, ronde billen te trommelen. Het waren werkelijk wilde piraten; baardloze veroveraars van de vlezige maagd. Alsof er een teken werd gegeven, sprongen de drie samen op de autobanden die aan het einde van de ketting zaten en gaven te kennen dat ze wilden vertrekken. Het schip zette opnieuw aan, de ketting spande, langzaam kwam er beweging in het gevaarte. Haar bezwete borsten kleurden rood van de inspanning. Zij had haar hel gevonden. In de Tartaros; daar was zij.
Ik vond het vreemd dat ik haar niet hoorde klagen. Ze schreeuwde niet en liet de kinderen hun gang gaan. Deed ze dit uit liefde? Had ze vrede met de straf die ze zo graag onderging? Een masochist in hart en nieren?
De banden schoven nu langzaam over het gladde zand. De oude ketting moest snijden in haar dikke huid. Diep van binnen moest ze huilen, toch waren haar wangen droog. De drie kapiteins hadden de grootste lol om het lijden waarin hun ooit dierbare voertuig zich bevond. Soms schopten ze hun hakken in het zand om hun prooi te vermoeien, zodat zij later gemakkelijker te vangen zou zijn. En eten, wat zouden ze er veel van kunnen eten! Hun vrouwen zouden nog nooit zo trots zijn geweest op deze moedige pioniers. Een jongensdroom kwam uit.
Een van de jongens zwaaide mijn kant op. Ik keek om me heen om te zien waar dat gebaar aan gericht werd, maar naast de rokende chauffeur, die niets van het gehele schouwspel mee leek te krijgen, was er niemand, dus ik zwaaide vrolijk terug. Het enige dat miste was een witte zakdoek. Dat had het helemaal afgemaakt.
Een tweetal droevige ogen keken nu mijn kant op. Het deed me denken aan de blik van een hert, net voordat ik het doodreed op een koude herfstdag twee jaar terug. Nu volgde echter geen doffe klap, die de ritseling van de droge bladeren overstemde, maar een moment van herkenning. Fuck!
“Ruben!”
Saar bracht haar vracht langzaam tot stilstand. Ze begonnen te joelen. Hier had ik echt geen trek in. Niet in de gedeelde verhalen over het noodlot van haar vriendin, niet in de klaagzang over iedereen die haar verlaten had, niet in haar eindeloze gebabbel over de nazidiëten van Sonja Bakker. Eigenlijk was elke vorm van sociaal contact op dit moment ongewild. En daarom gooide ik een steen. Het was geen grote steen (hij paste net in mijn hand), maar hij deelde meer schade toe dan ik had verwacht. De kleine zeerovers rolden over de grond van plezier bij het zien van haar tranen. Waar zij al uren naar streefden was mij in een seconde gelukt. Het boeide hen niet wie het deed, als het maar gebeurde.
De kleinste sprong bovenop haar en kneep in haar vette borsten. In eerste instantie leek het dat hij door seksuele lusten gedreven werd - de demonen van elke man - maar in feite controleerde hij de kettingen van zijn geliefde schuit. Ze moest opstaan, ze moesten verder. Met hun brede glimlach hadden ze me bedankt voor het verzetje, de trossen gingen los, de motor werd aangezwengeld. Er werd gezwaaid en er werd gehuild, maar de zoektocht naar het beloofde land was nog niet voltooid. Dat wisten zij, dat wist ik en dat wist Saar. Ik was slechts een vrolijke passant in hun zelfgeschreven epos; een verre vriend op zijn meest.
Opnieuw klom de dapperste op de voorsteven om de onbekende koers te bepalen. De ketting spande, de hakken gingen uit het zand. Naar de horizon vertrokken ze. En daar voorbij.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Nederland, Amsterdam

Weg

Weg van het leven, weg van dit alles.

Recente Reisverslagen:

08 Mei 2012

§15 Knarsetanden: part deux

23 April 2012

§14 Knarsetanden: deel I

16 April 2012

§13 Draaiorgel

02 April 2012

§12 Gruis

26 Maart 2012

§11 Zandstralen
Ruben

Hoi ik ben Ruben,

Actief sinds 06 Feb. 2012
Verslag gelezen: 320
Totaal aantal bezoekers 19834

Voorgaande reizen:

01 Februari 2012 - 30 November -0001

Weg

Landen bezocht: