§15 Knarsetanden: part deux
Door: Ruben van den Peijnakker
Blijf op de hoogte en volg Ruben
08 Mei 2012 | Nederland, Amsterdam
Zeven pijnlijke dagen had hij in zijn agenda genoteerd en nu stond hij hier, met zijn resterende mannelijkheid in zijn linkerhand, terwijl hij zich met zijn rechter staande hield in de alsmaar bewegende trein. Hij moest weg van hier.
De welgevormde billen van zijn buurvrouw waren verantwoordelijk geweest voor deze benarde positie, waar geen enkele weldenkende man zich in zou willen bevinden. Haar strakke broek van wit linnen gaven de putjes van een beginnende cellulitis bloot, maar ze mochten er nog best zijn, dit betreffende paar pretkadetten – want zo had hij ze genoemd. Een opvallende rode string spreidde het pokdalige geheel in tweeën en leek hem te roepen, als een Russische hoer in een Amerikaanse pornofilm: “I beg you, sir, in my ass…” Alleen de Russische hoeren beschikten over een dergelijk buitenaards vermogen om hun antagonist in een porno ‘sir’ te noemen. Tussen haar billen en hem bestond daarentegen geen enkele taalbarrière; hij wist wat zij wilden en hij wist dat hij het kon geven. Hij was een gever.
Met zijn hand sloeg hij op de denkbeeldige rondingen, die hevig natrilden. Dat was de kracht van zijn fantasie. In het echt trilden de billen nooit zo lang na, hoogstens drie tot vier keer, mits hij er hard genoeg op sloeg. Hij had het allemaal geprobeerd. Zij had het gehaat, voor hem was het zijn plicht; een plicht om plezier te beleven aan de afranseling, om te ontsnappen aan zijn leven en haar terug te betalen. Wat had hij haar nu graag terugbetaald, afgeranseld, gefolterd, gewaterboard, totdat haar tepels bloedden. Ze moesten kapot!
Zijn tranen bevlekten de tissues die hij even daarvoor zo zorgvuldig had neergelegd. Het had nu geen zin meer. Zijn zweterige pik verslapte in zijn hand. Hij probeerde het nog een keer, maar het mocht niet baten. De aderen in zijn voorhuid waren inmiddels rood uitgeslagen van irritatie. Zelfs een half Russische ‘sir’ of het rode obstakel, dat hem de toegang tot haar darmen had ontzegd, konden hem niet meer bekoren: hij was te lang doorgegaan. Net als zijn leven, overigens.
Hoe lang stond hij hier al? Zijn buurvrouw kon al weg zijn. Arme hij, arme buurvrouw.
De politie was snel ter plekke en hadden zijn dochter nog proberen te reanimeren. Zonder resultaat. Zijn vrouw was hysterisch, zoals altijd. Als een bezetene greep ze om zich heen toen ze door vier agenten uit de badkamer werd getild, alsof ze naar denkbeeldige handvatten op zoek was, waarmee ze zich schrap zou kunnen zetten. Ook dit was zonder resultaat. Hij herinnerde zich het moment waarop ze begon te gillen. Het was alsof ze eindelijk beseft had welke onomkeerbare schade ze had aangericht en dat niemand - niet hij, niet Ruben, niet de agenten – daar nog iets aan konden veranderen. Ze werd zich eindelijk bewust dat het leven haar had ingehaald, dat de vergankelijkheid nu ook bij haar had afgerekend.
Haar gegil had zich vervolgens vervormd van die van een radeloze moeder tot die van een waanzinnige. Ook hij was zich daarvoor nooit eerder bewust geweest van het onderscheid, maar nu hoorde hij het overduidelijk. Duizenden sirenes konden niet evenaren wat zij hier klaarspeelde. Ze loeide, tierde, huilde, jammerde; alles tegelijk, erbovenop en tezamen. Het was een vreselijk schouwspel. Hoe kon zij zo tekeer gaan, terwijl zij nota bene de aanstichter was? Haar was alles te verwijten, deze heks. Arme Nica kon niet meer huilen. Want ze was dood, morsdood. Al dit, door haar.
Een agent had hem een kop koffie aangeboden en een begripvolle arm om hem heen geslagen. “Alles komt goed,” had hij telkens herhaald, maar er klonk twijfel in zijn stem, een zekere onzekerheid die hij niet kon plaatsen, totdat een andere agent hem bij de arm greep en hem op de achterbank van zijn wagen plaatste. Tijdens de rit had de agent geen woord gezegd. Dat had van hem ook niet gehoeven, maar toch, gezien de situatie had hij in ieder geval wat medelijden of op zijn minst een oprechte deelneming verwacht. Niets van dat. De agent staarde al die tijd geconcentreerd voor zich uit en blikte zo nu en dan plichtsgetrouw op de achterbank, hoogstwaarschijnlijk om te controleren of de man, die al die tijd zo opvallend rustig was gebleven, zich niet probeerde te verhangen aan zijn schoenveter – hoe dit dan ook in zijn werk zou kunnen gaan.
Eenmaal op het bureau kreeg hij een tweede kop koffie in zijn handen gedrukt en werd in een kamer geleid. De vrolijke kleuren en de knuffels in de hoek bevestigden zijn vermoeden dat dit de ruimte was waarin normaliter kleine kinderen ondervraagd werden. Het voelde als een opluchting dat de morbide humor van de politie nog niet verloren was gegaan. Hij had even gevreesd dat Nica’s dood de gehele wereld had doen keren, dat alles veranderd was, waarbij boven onder werd en recht weer krom. Deze kamer verzekerde hem dat niets de wereld zo rigoureus zou doen veranderen, het was het eerste houvast dat hij in deze stroomversnelling tegen was gekomen en hij zou het vastgrijpen om nooit meer los te laten. Deze kamer zou de fundering vormen van zijn nieuwe leven.
Een agent beende naar binnen en nam tegenover hem plaats.
“Wat een toestand, nietwaar?” Het was een retorische vraag. “Zo he, wat een toestand. Luister; ik kan me niet voorstellen hoe jij je nu moet voelen, mijn beste man, maar je staat er niet best voor. Je dochter is dood en je zoon zit op school.” Hij was Ruben in deze hectiek helemaal vergeten, hoe kon hij hem vergeten? Hij moest zijn bloedeigen zoon dadelijk vertellen waar zijn moeder is, wat ze gedaan heeft en, god, wat er met Nica is gebeurd. Waar zou hij de woorden vinden om dit aan zijn zoon uit te leggen? Was het überhaupt uit te leggen? Ruben en hij hadden altijd een speciale band gehad en konden met weinig woorden uit de benen, maar dit was iets compleet anders!
Een zweetdruppel gleed van zijn neus op het tafelblad.
“Iemand moet hem ophalen, want anders komt hij niet thuis,” een vertederende glimlach deed de snorharen van de agent ritselen, “maar niet door u. Nee, dan wek je zo een trauma op. We moeten voorzichtig zijn met deze gevoelige zaken mijnheer. En als ik heel eerlijk mag zijn denk ik niet dat u uw zoon nog te zien krijgt. Hij is nu eigendom van de staat, ziet u. U bent toch zou zijn vader? Ach, hier heb ik een foto van de jongen. Ja, u bent overduidelijk de vader. Jullie lijken veel op elkaar. Toch vrees ik dat het daarbij zal blijven. Bij die gelijkenis bedoel ik dan. Kortom: u bent hem kwijt en de koningin krijgt er een zoon bij. Gewoon een grapje om de grimmige sfeer te verlichten mijnheer. Voor verdere vragen kunt u bij de balie terecht.” De agent klapte het dossier dicht en marcheerde met hetzelfde tempo als dat hij binnen was gekomen de kamer uit.
“Ow” had hij gezegd. Van alles dat hij wilde zeggen, had hij “ow” gezegd.
De geruststelling van de kamer vervaagde. Hij moest weg hier.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley